
God Kosmos Mens Spirituele Tekst 9
GKM, spirituele tekst 9 Pymander zei na zijn onderricht tot mij: Maar wat talmt u nu? Gaat u, nu u van mij alles hebt ontvangen, niet tot hen die het waardig zijn, om hen als gids te dienen, opdat, dankzij uw bemiddeling, het menselijke geslacht door God gered moge worden? Toen Pymander dit gezegd had, vermengde hij zich voor mijn ogen met de krachten. En ik, die nu met kracht bekleed was en onderricht was over de aard van het al en over het verheven visioen, dankte en prees de Vader van alle dingen. Ik begon de mensen de schoonheid van het op God gerichte leven en van de gnosis te verkondigen: O, u volkeren, u mensen die uit de aarde zijn geboren en u aan de roes en de sluimer en aan de onwetendheid aangaande God hebt overgegeven, word toch nuchter en houd op u te wentelen in liederlijkheid, betoverd als u bent door een dierlijke slaap. Toen zij dat hoorden, kwamen zij eenparig tot mij. En ik sprak verder: O, u aardgeborenen, waarom hebt u zich aan de dood overgegeven, terwijl u macht hebt de onsterfelijkheid deelachtig te zijn? Kom tot inkeer, u die in dwaling wandelt en de onwetendheid als leidsman hebt aanvaard. Bevrijd u van het duistere licht en neem deel aan de onsterfelijkheid, door voor altijd afscheid te nemen van het verderf. Sommigen van hen spotten met mij en gingen weg, want zij bevonden zich op de weg van de dood. Maar anderen, die zich voor mij op de knieën geworpen hadden, smeekten mij hen te onderrichten. Ik richtte hen op en werd een gids van het menselijke geslacht door hen te leren op welke wijze zij gered zouden worden. En ik zaaide in hen de woorden van de vrijheid en zij werden gevoed met het water van de onsterfelijkheid. Toen het avond was geworden en het licht van de zon bijna verdwenen was, nodigde ik hen uit God dank te brengen. En nadat zij de dankzegging hadden volbracht, keerden allen naar hun haardsteden terug. Ik echter schreef Pymanders weldaad in mij, en toen ik daarvan geheel vervuld was, kwam er een opperste vreugde over mij. Want de slaap van het lichaam was de nuchterheid van de ziel geworden, het sluiten van de ogen het waarachtige schouwen, het stilzwijgen werd mij tot een zwangerschap van het goede, en het uitdragen van het woord tot vruchtbare werken van het heil. Dit alles is tot mij gekomen, omdat ik van Pymander, mijn gemoed, het uit-zichzelf-zijnde wezen, het woord van den beginne ontvangen heb. Zo ben ik nu vervuld van de goddelijke adem van de waarheid. Daarom richt ik, met geheel mijn ziel en met al mijn krachten, deze lofzang tot God de Vader: Heilig is God, de Vader van alle dingen. Heilig is God, wiens wil zich voltrekt door middel van zijn eigen machten. Heilig is God, die gekend wil zijn en gekend is door hen die Hem toebehoren. Heilig zijt Gij, die door het woord alles tot aanzijn hebt geroepen . Heilig zijt Gij, naar wiens beeld de al-natuur geworden is. Heilig zijt Gij, die door de natuur geenszins geformeerd werd. Heilig zijt Gij, machtiger dan alle machten. Heilig zijt Gij, voortreffelijker dan al wat is. Heilig zijt Gij, verheven boven alle lof. Aanvaard de reine offers, door het woord gewekt in mijn ziel en mijn hart, die zich richten tot u, o Onuitsprekelijke, o, Onzegbare, wiens naam slechts door de stilte kan worden genoemd. Leen het oor aan mij die bidt dat ik nimmer zal verbroken worden van de gnosis, de ware kennis, die aan mijn kernwezen eigen is. Neig U tot mij en vervul mij met uw kracht: ik zal met deze genade het licht brengen aan hen van mijn ras die in onwetendheid verkeren, mijn broeders, uw zonen. Ja, ik geloof en betuig met mijn bloed: ik ga tot het Leven en het Licht. Wees geprezen, o Vader, uw mens wil met u heilig maken, waartoe Gij hem alle macht gegeven hebt.